MAW artikelen

Kan het woord ‘slaven’ nog wel in de Bijbel?

Diverse musea spreken niet meer van ‘slaven’ maar van ‘tot slaaf gemaakte mensen’. Kan het woord ‘slaven’ nog in de Bijbel? Suzan Sierksma-Agteres meent van wel. Volgens Martin Theile past het niet bij Jezus.

Werd Jezus een slaaf?

In de discussie hoe we doulos  in het Nieuwe Testament het best kunnen vertalen, speelt vaak de vooronderstelling mee dat klassieke slavernij iets compleet anders zou zijn dan de moderne koloniale variant. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw evalueren classici de klassieke slavernij echter anders dan voorheen. Hiervoor overheerste een vrij positieve visie: er zou veel mobiliteit naar boven zijn, vrijlating was vrij normaal en er waren ook ‘leuke’ slavenbanen. Inmiddels staan daarentegen de structurele depersonalisering en onderdrukking van de slaaf centraal. Zoals classicus Patterson het verwoordde: een Romeinse slaaf werd net als een Amerikaanse slaaf ‘sociaal dood verklaard’ en slavernij was een ‘permanente, gewelddadige overheersing van ontheemde, verachte en onteerde personen’.

Of het inhumane van slavernij precies zo werd ervaren in nieuwtestamentische tijden is een lastiger vraag. Slavernij was zozeer met de samenleving vervlochten dat het zich voorstellen van een samenleving zonder al lastig moet zijn geweest. Bovendien zijn we door postkoloniale kritieken hier nu scherper over gaan denken in termen van machtsverhoudingen, privilege en machtsdiscoursen. Dat maakt inderdaad dat slaventerminologie gevoeliger is komen te liggen.

Het risico van mildere varianten als ‘dienaar’ of ‘knecht’ is echter dat diepte verloren gaat. Slaaf zijn betekende niet  dat je klusjes voor iemand deed, maar geen zeggenschap had over je bestaan en identiteit, Paulus koos voor een zelfaanduiding als doulos Christou Iesou. Zijn besef van de relatie met Christus is er daarmee een van existentiële ondergeschiktheid, vereenzelviging en overgave (Galaten 2:20: ‘Niet ik maar Christus leeft in mij’). Natuurlijk loopt Paulus’ vergelijking ergens spaak: Christus is in Paulus’ ogen de optimale ‘heer’ (niet het uitbuitende soort). Ook staan er andere beelden tegenover als de schepping die wordt bevrijd uit de slavernij (Romeinen 8:21) en ‘in Christus is geen slaaf of vrije’ (Galaten 3:28): onderling is er een opheffing van ieder wezenlijk sociaal onderscheid. Als Christus zelf met doulos wordt aangeduid (Filippenzen 2:7), is dit een beeld van zijn – weliswaar zelfgekozen – identificatie met de meest verachte sociale groep, met hen die enkel ‘ondergaan’ tot de kruisdood, een slavendood, erop volgt. De verhoging die hierop volgt houdt daarom niets minder in dan een radicale omkeer van wie slaaf is en wie heer. Ik ken zo geen Nederlands woord dat dat beter uitdrukt.

Suzan J.M. Sierksma-Agteres MA is promovenda Nieuwe Testament aan de Rijksuniversiteit Groningen en docent Oudgrieks aan de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam.

Jezus was geen slaaf!

In 1981 kwam ik als pas afgestudeerd theoloog uit Bazel voor het eerst naar Nederland. Mijn werkplek werd Den Haag, in een gemeente met merendeels Surinaamse leden. Mijn Nederlands leerde ik onder meer met de NBG-vertaling uit 1951. Ik wist dus eerder de betekenis van het woord ‘goedertierenheid’ dan die van het woord ‘spruitjes’.

Na een langdurige uitstap van 24 jaar – eerst in Zürich, daarna in Herrnhut in Oost-Duitsland – kwam ik in 2008 weer naar Nederland om predikant te worden in de Surinaamse gemeente Amsterdam-Stad en Flevoland. Nog voor mijn verhuizing kocht ik de Nieuwe Bijbelvertaling. Die gebruik ik nu meestal voor mijn preken omdat die veel beter verstaanbaar is dan de 1951-vertaling. Soms kies ik om exegetische redenen voor een andere vertaling, en ik ben blij dat ik deze vrijheid heb.

Bij één bijbelplaats acht ik de Nieuwe Bijbelvertaling echter onbruikbaar in onze Surinaamse kerk. Het gaat om de uitspraak over Jezus Christus: ‘Hij nam de gestalte aan van een slaaf’ (Filippenzen 2:7). Voor Surinaamse mensen is slavernij het grote trauma. Zelf zijn ze vrije mensen, maar ze weten dat hun voorouders alle vrijheid was ontnomen en tot slaven waren gemaakt. In de Nederlandse koloniën werden slaven tot 1828 juridisch niet als mensen beschouwd, maar als zaken. Dit is het Nederlands-Surinaamse slavernijverleden dat de meeste Nederlanders niet zo voor ogen staat, maar dat ze met hun Surinaamse landgenoten delen.

Daarom vind ik het woord ‘slaaf’ voor Jezus totaal onbruikbaar. In Filippenzen 2 gaat het om de menswording van Jezus – en niet om zijn ontmenselijking. Volgens de Bijbel ging Jezus zijn lijdensweg tot op het laatste moment volkomen vrijwillig en werd hij er niet toe gedwongen.

Ook filologisch bestaat geen noodzaak hier het woord ‘slaaf’ te gebruiken. Het Griekse doulos heeft (net zoals het Hebreeuwse ebed) meer betekenissen dan ons woord ‘slaaf’, dat uitsluitend voor mensen gebruikt wordt die in onvrijheid leven en niet over hun eigen leven mogen beschikken. Zelfs de machtige koning David wordt herhaaldelijk ebed van God genoemd: een dienaar die zich uit eigen beweging aan God ondergeschikt maakt, maar zeker geen slaaf van God. De Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt doulos trouwens in de meeste andere gevallen niet met ‘slaaf’, maar met ‘knecht’ of ‘dienaar’. En zo moet het wat mij betreft ook in Filippenzen 2:7, een theologisch zo centrale bijbelplaats.

Ds. Martin Theile is predikant van de Evangelische Broedergemeente in Amsterdam-Stad en Flevoland (Hernhutters).